Concept: insteekmodules

Scripts kan je aanmaken, bewaren en uitvoeren vanuit het Hulpbronnenbeheer in een Vectorworksbestand (zie Scriptmappen en scripts creëren en bewerken). Insteekmodules daarentegen laten toe scripts beschikbaar te maken in alle Vectorworksbestanden. Er zijn drie soorten insteekmodules: menucommando's (.vsm), gereedschappen (.vst) en objecten (.vso). Deze stellen je in staat om scripts op te nemen in een werkomgeving als menucommando’s en gereedschappen of als scripts in het Hulpbronnenbeheer.

Parametrische objecten op basis van scripts, worden op maat gecreëerd zodat ze het ontwerp/tekenproces kunnen stroomlijnen en verbeteren. Ze ondersteunen de standaardfuncties van Vectorworks zoals grijpen, indelen in klassen en de bewerkmodus. Dit geeft hen in wezen dezelfde status als de ingebouwde objecttypen van Vectorworks.

Insteekmodules zijn gemakkelijk uit te wisselen en zijn platformonafhankelijkheid, waardoor ze gemakkelijk kunnen worden verplaatst naar Vectorworks software-installaties op een Macintosh- of op een Windows-systeem. Tekeningen met insteekmodule-objecten kunnen worden uitgewisseld tussen gebruikers in verschillende landen. De insteekmodules kunnen worden gelokaliseerd door de weergegeven namen en tekenreeksen te vertalen.

Hoe werken insteekmodules?

Insteekmodules worden bewaard als bestanden. Ze combineren scriptcode met een insteekmodule-'verpakking', een gecodeerde hoofding die de kenmerken en gedragingen van de insteekmodule definieert. De categorie van de insteekmodule, eigenschappen die bepalen hoe de insteekmodule wordt geactiveerd en andere informatie die nodig is opdat de insteekmodule functioneert in Vectorworks is in deze hoofding opgenomen.

Types insteekmodules

Een belangrijk kenmerk van insteekmodules is hun soepele integratie in Vectorworks. De commando’s, gereedschappen en objecten van de insteekmodules werken net als alle andere commando’s, gereedschappen of objecten van Vectorworks. Zoals bij de ingebouwde commando’s, kunnen de commando’s van insteekmodules zo worden ingesteld dat ze bepaalde omstandigheden vereisen, zoals een 2D/3D-weergave of een bepaalde selectie. Wanneer een commando of een gereedschap wordt geselecteerd, wordt het script en alle informatie die de insteekmodule nodig heeft, in het geheugen geladen en het script van de insteekmodule wordt uitgevoerd. Vectorworks gebruikt de informatie van de insteekmodule om de interacties van gebruikers (zoals grijpen) en de omgeving van het document om het commando of het gereedschap uit te voeren. Gecodeerde gereedschappen maken, zoals hun ingebouwde tegenhangers, gebruik van de intelligente aanwijzer en andere functies van Vectorworks.

Insteekmodules hebben kenmerken van zowel gereedschappen als symbolen. Insteekmodules kunnen worden toegevoegd aan een palet van gereedschappen en lijken op gereedschappen, maar ze plaatsten een exemplaar van het object in het document net zoals de hulpbron symbool een exemplaar in het document plaatst. Objecten kunnen ook worden ingeroepen door gebeurtenissen die zich voordoen in het document. Geplaatste objectexemplaren kunnen worden gewijzigd op het Infopalet, waar je de waarden die worden gebruikt om het object te definiëren kunt bewerken. Globale wijzigingen aan het document kunnen er ook toe leiden dat de scripts van het document worden uitgevoerd. Deze parameters geven insteekmoduleobjecten een enorme flexibiliteit in hoe ze kunnen worden weergegeven binnen een document.

Insteekmodules kunnen ook worden gebruikt in combinatie met het Hulpbronnenbeheer om voorgedefinieerde objectexemplaren te creëren waarvoor een minimale bewerking nodig is nadat ze geplaatst zijn. Bibliotheken van verschillende objectconfiguraties op basis van een enkele insteekmoduleobject kunnen eenvoudig worden gemaakt en opgehaald via het Hulpbronnenbeheer.

Parametrische objecten kunnen gebaseerd zijn op een punt, lijn, rechthoek of pad. Elk type verschilt in de manier waarop het wordt ingevoegd en bewerkt.

Objecten via punt: Objecten via punt plaats je met een enkele klik in de tekening. Met een tweede klik leg je de rotatie vast. Deze objecten kan je niet bewerken (verschalen of roteren) met de cursor; dit kan alleen via de parameters op het Infopalet.

Objecten via lijn: Objecten via lijn creëer je door een lijn te tekenen door middel van twee klikpunten: één voor het beginpunt en één voor het eindpunt. Deze objecten kan je verschalen of roteren aan de hand van de controlepunten aan de uiteinden van de lijn. Je kan de eigenschappen ook wijzigen via het Infopalet.

Objecten via rechthoek: Objecten via rechthoek creëer je met de methode Plaats d.m.v. aslijn (klik om de locatie vast te leggen, klik om de lengte te bepalen en klik om de breedte te bepalen) of met de methode Plaats d.m.v. zijde (klik om een hoek vast te leggen, klik om de lengte te bepalen en klik om de breedte te bepalen). Je kan deze objecten verschalen aan de hand van de controlepunten of bewerken via het Infopalet.

Objecten via pad: Objecten via pad creëert door verschillende keren achtereenvolgens te klikken; deze klikpunten bepalen het pad van het object. Op basis van het soort pad kunnen we twee verschillende types objecten via pad onderscheiden. Een object via 2D-pad heeft een polylijn als pad en een object via 3D-pad heeft een 3D-NURBS-curve als pad. Je kan deze objecten rechtstreeks in de tekening bewerken met het gereedschap Vervorm object. Of: gebruik het menucommando Bewerk > Bewerk groep of het Infopalet.

Locatie insteekmodule

Wanneer je Vectorworks opstart, zoekt het naar insteekmodules en registreert het de informatie die nodig is om de insteekmodules te activeren en te beheren. Er wordt onder andere gezocht naar bestanden in dezelfde map waarin de bijbehorende insteekmodule is geplaatst.

Vectorworks zoekt naar insteekmodules in de volgende volgorde:

in de gebruikersmap met insteekmodules of aliassen of snelkoppelingen naar deze map

in de Vectorworksmap met insteekmodules en de sub-mappen daarvan

aliassen of snelkoppelingen in de map met insteekmodules die verwijzen naar locaties buiten de hiërarchie van Vectorworks.

De gebruikersmap met insteekmodules ligt in een platformspecifieke locatie.

Windows: C:\Gebruikers\<Gebruikersnaam>\AppData\Roaming\Nemetschek\Vectorworks\2024\Plug-Ins

Mac: /Users/<Gebruikersnaam>/Library/Application Support/Vectorworks/2024/Plug-Ins

Wanneer insteekmodules worden aangemaakt, worden ze altijd in de gebruikersmap met insteekmodules geplaatst.

Wanneer je Vectorworks start of een werkomgeving activeert, zal een insteekmodule enkel beschikbaar zijn als het in de map met insteekmodules, een van de submappen daarvan, de gebruikersmap en submappen met insteekmodules of mappen waar naar wordt verwezen door aliassen (Macintosh) of snelkoppelingen (Windows).

Als er een kopie van deze insteekmodule bestaat in meer dan een locatie, dan zal de instantie die het eerst voorkomt in de mappenhiërarchie worden gebruikt.

Deze flexibiliteit van de locatie voor de insteekmodule biedt een voordeel bij het upgraden van een vorige versie van Vectorworks. Omdat insteekmodules van derden kunnen worden opgeslagen in een aparte map van de toepassing, kan je er gemakkelijk naar verwijzen wanneer je de upgrade installeert. Bij een upgrade hoef je alleen maar de mappen met insteekmodules te kopiëren naar mappen van de huidige versie, of ernaar verwijzen met een alias of een snelkoppeling.

Insteekmodules creëren

Concept: Vectorworks symbolen

Heb je niet gevonden wat je zocht? Stel je vraag aan Dex, onze virtuele assistent.